De mythe van de emancipatie? Deel 1: Kwaliteiten van een goed meisje
In het zesluik ‘De mythe van emancipatie’ neemt Martine Iedema ons mee op een reis door de geschiedenis van het moederschap. Zij stelde zich de volgende vraag: ‘Zijn de normen over moederschap cultuur- en tijdsbepaald?’ en ging op (literair) onderzoek uit. Zijn wij eigenlijk wel zo geëmancipeerd als we denken? En is er wel echt wat veranderd in onze rol in samenleving door de jaren heen?
Deel 1: Kwaliteiten van een goed meisje
‘Lieve mens, hun Nel, die elf jaar was en nog op de dorpsschool ging, leerde ook erg moeilijk. Maar als die met haar rapport thuis kwam keken vader en moeder allereerst naar haar cijfers voor gedrag en vlijt. En als die goed waren vonden ze het in orde en praatten verder nergens over. …Handwerken kon ze zo keurig en in huis hielp ze zo handig. ,,’k Heb er nu al zin in dat jij van school komt, Nelleke!” kon moeder dan zo echt hartelijk zeggen. ,,Dan word jij fijn mijn hulpje. Wat een leventje zal ik dan krijgen zeg!”’ (Uit: Goud-Elsje – Max de Lange-Praamsma, 1946, p.9).
Uit dit fragment komt duidelijk naar voren wat, volgens De Lange-Praamsma, de kwaliteiten van een goed meisje moesten zijn. Goede punten op het rapport voor vlijt en gedrag, dat is wat er toe deed. Algebra, aardrijkskunde en taal waren van minder belang, want als Nel van school kwam werd haar voornaamste taak moeder te helpen in de huishouding. Meer opleiding was eigenlijk niet nodig om als goede basis te dienen voor de toekomst van deze moeder in de dop. Want meisjes werden later moeders. Dit waren idealen en normen, zoals die golden voor die tijd. Is dit een ouderwets beeld? Nee, want ook nu nog is dit het beeld dat de maatschappij, meisjes en vrouwen van vrouwen hebben: die worden moeder, thuisblijvende moeders. Daar is op zich niks mis mee, zolang het een bewuste vrije keuze is. Maar uit deze zesluik, zal blijken dat dat ook nu nog, in de 21ste eeuw nog lang niet altijd zo is.